zondag 11 november 2012

Winter in April

We were alright, just doing fine
It all went great until that line
I dropped the word, let out a sigh
But you leaped back, wondering why

So fast, so swift, you left the room
Without a word, no fate or doom
We never spoke again, it's sad
And driving me insanely mad

Can't figure out where we turned south
I need to hear it from your mouth
The reason why you left me there
I won't be angry, that I swear

As friends we met, as strangers parted
In spite of being open-hearted
A bond we had, but the seal is broken
Now just a memory, a simple token

Fare thee well, I say to you
Even though I'm still feeling blue
I should move on and let you go
But here's something you need to know

As crazy as this line may seem
You're special to me, always been
From the beginning, the very start
I've carried you inside my heart

Yet here I go, release my chain
And let me wander through the rain
Have the water flush my sin
I'll find someone to start again

It will be different, that I'm sure
For broken hearts, there is no cure
No glue can mend the vicious scars
That turns one into what they are

You changed me, and you did so good
I felt better than I thought I could
And then you quit the game, so cold
It's your loss, girl, you shouldn't fold

You seem so nice, emotional
But really, you don't care at all
Still no goodbyes, in all this time
I guess it's "coming down the line"

Nevertheless, I wish you well
Despite knowing how hard I fell
But then again, I landed soft
On all the guys you ever lost

vrijdag 9 april 2010

De golven

Oorverdovende stilte, ik kan het niet aan.
Ik zit hier alleen, waarom moet het zo gaan?
Ik mis ons gesprek al, het was nog niet af.
En jij denkt misschien nu “Ik ben er vanaf.”

Ik moet je bekennen, ik vind je echt leuk
en soms lig ik wel eens om jou in een deuk.
Maar kan er ook meer zijn? Een knuffel, een kus?
‘k wil het bijna gaan vragen aan je kleine zus.

“Wil jij het haar vragen? Een boodschap van mij.
Of zij het ziet zitten, ons samen, wij.”
Maar is het te vroeg? Misschien, ja, wellicht.
Hou ik dus maar beter gewoon m’n mond dicht?

De tijd gaat voort, ‘k moet er bijna vandoor
en ‘t geruis van de golven dringt diep in m’n oor.
Ik draai mij om, kijk nog eens naar de zee
van die golvende haren. Toe, kom met me mee.

Pandora's Box

Swollen eyes of last night's weep
no, not in public for I'm no dweep
up in my room, alone and quiet
crying over a righteous riot

battles fought within my head
but all I see in front is red
no battles won by sword or axe
but by pure reas’ning, fed by sax

wounds they shape in many ways
and scars will last 'till end of days
overall, a hideous sight
of power, not to mention might

hear the drums in muffled sounds
overtaken by howls of hounds
the battle of love, so hard yet pure
what else to do but to endure?

The speed of life

Vandaag stond ik aan de rand van een veld gewassen te genieten van de zettende zon boven de daken in de verte. Ik genoot van het prachtige zicht en droomde bijna weg. Bijna, want slechts enkele meters achter mij lag de autosnelweg, waar de auto's en vrachtwagens aan een vliegensvlug tempo voorbijscheurden. Plots voelde ik de drang in mij opborrelen om ervoor te springen, zodat ze zouden vertragen. Allemaal, één na één, zodat ze ook de pracht zouden zien die de natuur hen voorschotelde, maar waar zij in hun haast geen tijd voor hadden. Het besef dat ik enkel een volgend slachtoffer van de gehaastheid zou worden, weerhield mij er echter van om de mensen aan te sporen trager te gaan rijden en te genieten.

En met dat besef, groeide ook de idee dat ons leven net als deze autosnelweg is. In het begin gaat het allemaal traag maar langzamerhand begin je steeds sneller te gaan. En sneller. En sneller. Tot je plots zo snel en gehaast bent, dat je nog slechts oog hebt voor wat er nog precies voor je ligt, je doel. Je leven speelt zich af aan een razendsnel tempo. Gisteren lag ik nog in het kraambed, vandaag studeer ik af. Wat herinner ik mij nog van de voorbije nacht? Weinig. Zo snel is het allemaal gegaan.

En ook ik heb veel schoonheid gemist door de gehaastheid die zich meester maakte over mij. Ook ik heb veel afslagen gemist door mij te focussen op de groep auto's die rondom mij meeraasden. En zo zal het nog een tijd doorgaan, tot ik uiteindelijk zonder brandstof dreig te vallen en het kalmer aan ga doen. Dan begin ik ook rondom mij te kijken, vooral op zoek naar het eerste tankstation of de volgende afslag. En dan komt het bord waarop te lezen staat dat ik nog maar een korte afstand, en een nog kortere tijd, te gaan heb.

Ik verlaat de autosnelweg en kan terug vertragen. Weer de dingen rondom mij bekijken. Soms zelfs genieten.

Tot ik mij omdraai en nog steeds het verkeer zie voorbijrazen. Maar ik weet dat zij ook ooit zullen moeten tanken, of hun rustpauze zullen moeten nemen. En daar neem ik dan maar genoegen mee.

Maar ondertussen weet ik, ik wacht niet langer om dat moment van rust te nemen. Ik neem het zo snel en zo vaak mogelijk, zodat ik zeker niet zonder brandstof zal vallen.

De klik

... klik ...

Het licht is uit, de kamer donker.

Door één handeling, nauwelijks merkbaar als je er niet op let, van zekerheid naar twijfel. Waar ben ik? Wat staat waar? Waar moet ik naartoe? Bij wie ben ik veilig? Waar vind ik de knop om het licht weer aan te zetten?

Ik schreeuw om hulp maar krijg geen antwoord. Iets wat ik al langer wist maar steeds probeerde te negeren sijpelt langzaam door in mijn gedachten... Ik sta alleen. Alleen in deze abstracte kamer, waarin alles ordeloos werd opgesteld door de laatste bezoeker. Een doolhof vol hindernissen.

Niemand kan mij helpen, ook al zouden ze dat willen. Van buiten de kamer kijkt men op mij neer en roept men mij hints toe, maar de dikke muur vervormt ze tot onbegrijpbare klanken terwijl de echo de oorsprong van het geluid verdoezelt. Dit is iets wat ik alleen zal moeten doen. Het vinden van de oplossing van dit avontuur. Mijn zoektocht naar de knop, die het licht weer zal laten schijnen en alles weer gewoon zal maken...zoals het vroeger was.

Een band tussen vreemden

2 januari 2008. Nog steeds bekomend van de feestdagen en alle bijhorende activiteiten besloot ik met de trein naar Brugge, hoofdstad van West-Vlaanderen, ook wel het Vlaamse Venetië genaamd (vanwege haar vele kanaaltjes die door de binnenstad stromen), te gaan om informatie in te winnen over een bepaalde hogere studie waar ik niet genoeg over kon vinden op internet. Na een ochtend gevuld met pech en ongeluk, dacht ik bij mezelf dat ik m’n portie voor die dag wel gehad had. Terwijl ik het station te Brugge uitwandelde ging ik al neuriënd op de bus staan wachten. Even later verscheen inderdaad een bus die de halte tegemoet reed.


Een moment van twijfel overviel mij toen ik meende een lok lang haar gezien te hebben. Zou het inderdaad een vrouw aan het wiel zijn? Of was het gewoon een man die de hedendaagse trend volgt en ook met lange haren door het leven gaat? Het eerste geval leek mij, door de strikte reguleringen bij de busmaatschappijen, boven de andere optie uit te torenen als een ijsberg boven de Siberische zeeën. En inderdaad, het bleek om een vrouw te gaan. Mijn laatste ervaring in een bus, bestuurd door iemand van het vrouwelijke geslacht, was allerminst amusant te noemen waardoor een gevoel van paniek de plaats innam van de twijfel die ondertussen volledig verdwenen was.

Terwijl de bus zich langzaam naar de halte bewoog, kreeg ik de kans de bestuurster steeds grondiger te bekijken. Tot mijn grote opluchting zag ze er helemaal niet uit zoals de laatste vrouwelijke buschauffeuse, die mij, door haar waarschijnlijk in de rally aangeleerde technieken, van een pijnlijk achterste voorzag. Deze vrouw zag er lief uit, een vriendelijk individu dat haar diensten aanbood aan de gemeenschap. Ik zou zowaar durven stellen dat ze mooi was en waarschijnlijk nog steeds is.

Toch kon ik het niet verstoppen dat ik met een klein hartje de bus betrad, waar reeds een massa volk opeengepakt bleek te zitten. Ze lachte spontaan bij het zien van mijn binnenkomst. Geen spottende lach, zoals ik verwacht had, maar een verwarmende lach die mijn zelfvertrouwen terug een goede stimulatie gaf om erbovenop te komen. Deze vrouw was geen rallypilote. Ze was buschauffeuse. Gerustgesteld door haar uitnodigende lach, wou ik toch zeker zijn niet op de verkeerde bus plaats te nemen, waar ik helemaal niet op had gelet tijdens het opstappen. Mijn eerste woorden die ik tot haar richtte kan elke buschauffeur, zowel man als vrouw, ondertussen waarschijnlijk probleemloos herhalen.

“Hallo, rijdt U ook naar de markt?” vroeg ik haar, stilletjes hopend op een positief antwoord. Tot mijn grote vreugde kreeg ik dat ook. Na het ontwaarden van mijn ticket nam ik plaats vooraan in de bus, om niet te ver uit haar buurt te hoeven gaan. Vreemd hoe een vreemde je zo een veilig en zeker gevoel kan geven. Hoewel, zeker? Ik zat dan wel op de juiste bus, maar wist ik daarmee ook aan welke halte ik moest uitstappen om mijn bestemming te bereiken? Ik ken Brugge nu ook niet zo goed. Mijzelf ergerend aan het feit dat ik dit toch wel zeer belangrijke gegeven over het hoofd had gezien, ging ik toch even vragen aan de chauffeuse waar ik er nu eigenlijk af moest. Nadat ik mijn vraag gesteld had, vroeg ik mij af waarom een vrouw zoals zij constant dezelfde route wil afleggen in een al zo saai bestaan. Had zij, een jonge vrouw die nog in de fleur van haar leven is, geen nood aan of wens naar verandering? Aangezien vragen nog nooit iemand gedood hebben, stelde ik haar de vraag die mij bezighield. Ze glimlachte aanlokkelijk en vertelde mij in geuren en kleuren waarom ze voor een carrière als buschauffeuse had gekozen. Jammer genoeg werd haar verhaal abrupt tot een einde gebracht toen de halte waar ik moest uitstappen in zicht kwam. Ik nam afscheid en wenste haar nog een behouden rit toe. Ze zei mij ook vaarwel en wenste mij veel succes, hoewel ze niet wist wat mijn doel in Brugge was.

Na de nodige informatie vergaard te hebben besloot ik te voet terug te keren naar het station. De zon scheen volop en ik had een zee van tijd tot mijn beschikking, dus was een wandeling enkel een gezonde manier om nog even van de dag te kunnen genieten. Genietend van de zonnestralen die door het bladerdek van de bomen braken, volgde ik de wegwijzers langs de baan terug naar daar waar de treinen dagelijks duizenden mensen opslorpen of uitspuwen. Vreemd genoeg is het echter zo dat men zich pas iets herinnert als men op een bepaalde plaats staat waar men het voor het eerst gedacht hebt. Eenmaal aangekomen bij het station besefte ik dan ook dat ik nog enkele zeer belangrijke vragen was vergeten stellen in verband met mijn verdere studies. Hoewel de zonneschijn lonkte, besloot ik toch de bus te nemen, zoals ik eerst had gedaan.

Stiekem hoopte ik opnieuw dezelfde vrouw te mogen zien verschijnen aan het stuur, terwijl ik aan de halte stond en hetzelfde liedje neuriede als voorheen, in het geloof dat dit zou helpen. Toen de bus zich uit de massa auto’s losrukte, betrapte ik mijzelf erop dat ik overmatig zocht naar de lok haar die zoveel meer zei dan iemand op het eerste moment zou kunnen denken. Tot mijn grote vreugde vond ik ze terug, precies daar waar ik ze de eerste keer had gezien. Toen ik de bus terug betrad, zag ik de verbaasde blik in haar ogen. Ze vroeg mij, nog steeds stomverbaasd, waarom ik nu nog eens op de bus zat, overigens opstappend aan en opnieuw vertrekkend naar dezelfde halte als de eerste maal. Niet voorbereid op deze vraag, konden mijn dwalende gedachten maar aan één ding denken. Ze vervoerde in die paar uren dat we elkaar niet gezien hadden honderden mensen, maar toch kon ze zich mij nog perfect herinneren. Dat kon alleen maar een goed teken zijn, dat erop duidde dat er misschien een band was gaan ontstaan tussen twee onbekenden. Mijn tong nam even de vrije loop, waardoor ik haar dat ook had gezegd nog voor ik er erg in had. Al even verrast vroeg ze mij of dit mijn gebruikelijke manier van versieren was. Terwijl de stoute schoentjes aangetrokken waren, antwoordde ik zelfverzekerd met een vleugje humor dat dit enkel het geval was als ik diende te betalen voor de rit, een glimlachende knipoog toevoegend als lichaamstaal.

De woorden waren amper uitgesproken toen het besef dat dit een zeer risicovolle grap was mij overmande. De vriendelijke lach die er daarnet nog was, was spoorloos. De verbazing bleef. Dreigde deze broze binding alweer te worden ontbonden door een overmoedige uitspraak? De seconden die volgden leken eeuwig te duren, net zoals het in de films gaat.

De glimlach toverde zichzelf echter al even snel terug op haar lippen als ze verdwenen was. Ze vond het aangenaam dat iemand een gedurfde smaak voor humor gebruikte tegenover een onbekende, zei ze mij. Tijdens de daaropvolgende, weeral veel te korte, busrit ging ze verder op het einde van ons vorig gesprek. Het rijtempo was merkbaar trager dan de eerste maal. Toch was het aantal auto’s op de baan er niet merkbaar talrijker op geworden. Genoot ze van mijn gezelschap of had ze gewoon nog heel wat te vertellen en wou ze niet nog eens dat ik betaalde voor haar verhaal? We gingen beiden zo op in haar verhaal dat we ondanks de lagere snelheid toch nog bijna mijn halte misten door het spontaan en leuk gesprek en de stille wens om geen afscheid te hoeven nemen van elkaar. Eenmaal bij de halte aangekomen namen we ditmaal uitgebreid afscheid, aangevuld door een denkbeeldige afscheidskus.

Terwijl ik nog even door de Brugse binnenstad slenterde dacht ik bij mezelf “Weet je wat? Morgen kom ik gewoon terug.”