vrijdag 9 april 2010

Een band tussen vreemden

2 januari 2008. Nog steeds bekomend van de feestdagen en alle bijhorende activiteiten besloot ik met de trein naar Brugge, hoofdstad van West-Vlaanderen, ook wel het Vlaamse Venetië genaamd (vanwege haar vele kanaaltjes die door de binnenstad stromen), te gaan om informatie in te winnen over een bepaalde hogere studie waar ik niet genoeg over kon vinden op internet. Na een ochtend gevuld met pech en ongeluk, dacht ik bij mezelf dat ik m’n portie voor die dag wel gehad had. Terwijl ik het station te Brugge uitwandelde ging ik al neuriënd op de bus staan wachten. Even later verscheen inderdaad een bus die de halte tegemoet reed.


Een moment van twijfel overviel mij toen ik meende een lok lang haar gezien te hebben. Zou het inderdaad een vrouw aan het wiel zijn? Of was het gewoon een man die de hedendaagse trend volgt en ook met lange haren door het leven gaat? Het eerste geval leek mij, door de strikte reguleringen bij de busmaatschappijen, boven de andere optie uit te torenen als een ijsberg boven de Siberische zeeën. En inderdaad, het bleek om een vrouw te gaan. Mijn laatste ervaring in een bus, bestuurd door iemand van het vrouwelijke geslacht, was allerminst amusant te noemen waardoor een gevoel van paniek de plaats innam van de twijfel die ondertussen volledig verdwenen was.

Terwijl de bus zich langzaam naar de halte bewoog, kreeg ik de kans de bestuurster steeds grondiger te bekijken. Tot mijn grote opluchting zag ze er helemaal niet uit zoals de laatste vrouwelijke buschauffeuse, die mij, door haar waarschijnlijk in de rally aangeleerde technieken, van een pijnlijk achterste voorzag. Deze vrouw zag er lief uit, een vriendelijk individu dat haar diensten aanbood aan de gemeenschap. Ik zou zowaar durven stellen dat ze mooi was en waarschijnlijk nog steeds is.

Toch kon ik het niet verstoppen dat ik met een klein hartje de bus betrad, waar reeds een massa volk opeengepakt bleek te zitten. Ze lachte spontaan bij het zien van mijn binnenkomst. Geen spottende lach, zoals ik verwacht had, maar een verwarmende lach die mijn zelfvertrouwen terug een goede stimulatie gaf om erbovenop te komen. Deze vrouw was geen rallypilote. Ze was buschauffeuse. Gerustgesteld door haar uitnodigende lach, wou ik toch zeker zijn niet op de verkeerde bus plaats te nemen, waar ik helemaal niet op had gelet tijdens het opstappen. Mijn eerste woorden die ik tot haar richtte kan elke buschauffeur, zowel man als vrouw, ondertussen waarschijnlijk probleemloos herhalen.

“Hallo, rijdt U ook naar de markt?” vroeg ik haar, stilletjes hopend op een positief antwoord. Tot mijn grote vreugde kreeg ik dat ook. Na het ontwaarden van mijn ticket nam ik plaats vooraan in de bus, om niet te ver uit haar buurt te hoeven gaan. Vreemd hoe een vreemde je zo een veilig en zeker gevoel kan geven. Hoewel, zeker? Ik zat dan wel op de juiste bus, maar wist ik daarmee ook aan welke halte ik moest uitstappen om mijn bestemming te bereiken? Ik ken Brugge nu ook niet zo goed. Mijzelf ergerend aan het feit dat ik dit toch wel zeer belangrijke gegeven over het hoofd had gezien, ging ik toch even vragen aan de chauffeuse waar ik er nu eigenlijk af moest. Nadat ik mijn vraag gesteld had, vroeg ik mij af waarom een vrouw zoals zij constant dezelfde route wil afleggen in een al zo saai bestaan. Had zij, een jonge vrouw die nog in de fleur van haar leven is, geen nood aan of wens naar verandering? Aangezien vragen nog nooit iemand gedood hebben, stelde ik haar de vraag die mij bezighield. Ze glimlachte aanlokkelijk en vertelde mij in geuren en kleuren waarom ze voor een carrière als buschauffeuse had gekozen. Jammer genoeg werd haar verhaal abrupt tot een einde gebracht toen de halte waar ik moest uitstappen in zicht kwam. Ik nam afscheid en wenste haar nog een behouden rit toe. Ze zei mij ook vaarwel en wenste mij veel succes, hoewel ze niet wist wat mijn doel in Brugge was.

Na de nodige informatie vergaard te hebben besloot ik te voet terug te keren naar het station. De zon scheen volop en ik had een zee van tijd tot mijn beschikking, dus was een wandeling enkel een gezonde manier om nog even van de dag te kunnen genieten. Genietend van de zonnestralen die door het bladerdek van de bomen braken, volgde ik de wegwijzers langs de baan terug naar daar waar de treinen dagelijks duizenden mensen opslorpen of uitspuwen. Vreemd genoeg is het echter zo dat men zich pas iets herinnert als men op een bepaalde plaats staat waar men het voor het eerst gedacht hebt. Eenmaal aangekomen bij het station besefte ik dan ook dat ik nog enkele zeer belangrijke vragen was vergeten stellen in verband met mijn verdere studies. Hoewel de zonneschijn lonkte, besloot ik toch de bus te nemen, zoals ik eerst had gedaan.

Stiekem hoopte ik opnieuw dezelfde vrouw te mogen zien verschijnen aan het stuur, terwijl ik aan de halte stond en hetzelfde liedje neuriede als voorheen, in het geloof dat dit zou helpen. Toen de bus zich uit de massa auto’s losrukte, betrapte ik mijzelf erop dat ik overmatig zocht naar de lok haar die zoveel meer zei dan iemand op het eerste moment zou kunnen denken. Tot mijn grote vreugde vond ik ze terug, precies daar waar ik ze de eerste keer had gezien. Toen ik de bus terug betrad, zag ik de verbaasde blik in haar ogen. Ze vroeg mij, nog steeds stomverbaasd, waarom ik nu nog eens op de bus zat, overigens opstappend aan en opnieuw vertrekkend naar dezelfde halte als de eerste maal. Niet voorbereid op deze vraag, konden mijn dwalende gedachten maar aan één ding denken. Ze vervoerde in die paar uren dat we elkaar niet gezien hadden honderden mensen, maar toch kon ze zich mij nog perfect herinneren. Dat kon alleen maar een goed teken zijn, dat erop duidde dat er misschien een band was gaan ontstaan tussen twee onbekenden. Mijn tong nam even de vrije loop, waardoor ik haar dat ook had gezegd nog voor ik er erg in had. Al even verrast vroeg ze mij of dit mijn gebruikelijke manier van versieren was. Terwijl de stoute schoentjes aangetrokken waren, antwoordde ik zelfverzekerd met een vleugje humor dat dit enkel het geval was als ik diende te betalen voor de rit, een glimlachende knipoog toevoegend als lichaamstaal.

De woorden waren amper uitgesproken toen het besef dat dit een zeer risicovolle grap was mij overmande. De vriendelijke lach die er daarnet nog was, was spoorloos. De verbazing bleef. Dreigde deze broze binding alweer te worden ontbonden door een overmoedige uitspraak? De seconden die volgden leken eeuwig te duren, net zoals het in de films gaat.

De glimlach toverde zichzelf echter al even snel terug op haar lippen als ze verdwenen was. Ze vond het aangenaam dat iemand een gedurfde smaak voor humor gebruikte tegenover een onbekende, zei ze mij. Tijdens de daaropvolgende, weeral veel te korte, busrit ging ze verder op het einde van ons vorig gesprek. Het rijtempo was merkbaar trager dan de eerste maal. Toch was het aantal auto’s op de baan er niet merkbaar talrijker op geworden. Genoot ze van mijn gezelschap of had ze gewoon nog heel wat te vertellen en wou ze niet nog eens dat ik betaalde voor haar verhaal? We gingen beiden zo op in haar verhaal dat we ondanks de lagere snelheid toch nog bijna mijn halte misten door het spontaan en leuk gesprek en de stille wens om geen afscheid te hoeven nemen van elkaar. Eenmaal bij de halte aangekomen namen we ditmaal uitgebreid afscheid, aangevuld door een denkbeeldige afscheidskus.

Terwijl ik nog even door de Brugse binnenstad slenterde dacht ik bij mezelf “Weet je wat? Morgen kom ik gewoon terug.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten